Johnny loves me, écht?

✴︎ Zoals begrepen door

christopher404

—geschreven voor friese lente magazine

“Ik heb een cadeautje voor je!”

Met een brede lach en geknepen oogjes, overhandigt Jonathan me een plat vierkant. Hoewel het verpakt is, weet ik al wat erin zit. Desalniettemin ben ik razend enthousiast en lichtelijk emotioneel. 

Dit is écht.

In deze ogenschijnlijk 2D verpakking van 31cm x 31cm, zit niet slechts een plaat; hier zit een hart in. Een hart dat liefde heeft gegeven en ontvangen. Een hart bevlekt met vingerafdrukken van een ander. Een hart dat heeft moeten breken om hier te komen. Een hart waarvan de fragmenten elkaar met de tijd weer hebben gevonden; aan elkaar gelijmd in een andere vorm. Met hier en daar een stuk dat ontbreekt, maar op een nieuwe manier weer heel. 

Een hart dat accepteert dat waarde enkel kan ontstaan door buiten de veiligheid van een ribbenkast te treden. Door de dikke modder van conditionering, als hondenpoep aan tweedehands Nike Cortez aan het groene gras af te vegen. Door heen en weer gesmeten te worden, door geliefden en ervaringen, terwijl hij angstig vanuit de lucht kijkt naar de persoon aan wie hij toebehoort. Totdat hij weer op de koude grond stort. Of op een nachtkastje bij een vreemde belandt.

Of hier. Bij mij thuis. Onder een naald, draaiend op het plateau van mijn platenspeler.

“Doe wat je wil, praat niet te veel…”

De opening, waarmee Johnny jou lijkt te willen overtuigen van zorgeloosheid. Maar luister tussen de zonnige lijntjes door, en je weet dat hij ook zichzelf deze mantra toefluistert. Er zit daar een soort scherpe ironie. Dat het album van een woordkunstenaar begint met een statement als “praat niet te veel”. Want er gaat veel gepraat worden, in de train-of-thought waar je bent ingestapt. 

Het eerste station voelt als a day in the life of Johnny. Wandelend door het park van zijn laconische gedachten; op zichzelf gericht en nogal pessimistisch. Johnny deelt een mix van nostalgische momenten en verkondigingen van zijn identiteit; tot hij zichzelf in een andere context plaatst. De context van een geliefde.

“Zij kan meer hebben dan ik. Ze is sterker dan ik. Ze is tegelijkertijd beter, en erger dan ik…”

En hier hebben we een belangrijk, terugkerend thema dat verscholen zit achter de romantische gitaar en strijkers, en de opgewekte, bewonderende toon van Johnny; de liefde voor een ander als een vinger op de zere plek van het gebrek aan zelfliefde. Herkenbaar Johnny, zéér herkenbaar.

In de volgende track, genaamd ‘Wadde’, doet Johnny zijn uiterste best om deze interne worstelingen te verbergen. Voor zijn geliefde, en voor zichzelf. Met het eerste couplet onthult Johnny voorzichtig het uiteinde van één van zijn meest unieke tools als storyteller. Pijnlijk kwetsbaar zijn, via een onverschillige omweg. Of misschien beter gezegd; transparante sprezzatura. Hij kleedt moedwillig de schijn van moeiteloosheid uit, terwijl hij hem hoog probeert te houden. Kwetsbaar over niet kwetsbaar willen, of eigenlijk natuurlijk durven, zijn.

“Ik heb echt nergens last van, er is echt niks aan de hand…”

Noot van de redactie: Met zijn bed als magisch vaartuig blijft hij in het ondiepe, sterker nog: hij ontkent het bestaan van een gevaarlijker onderstroom en ontdoet zich handig van de vraag of er iets speelt. “Nee, wat dan? Wadde?”

Hij zegt iets, maar wij mogen best begrijpen dat het tegenovergestelde waar is. Waarmee hij ons als luisteraar, via de unreliable narrator trope, laat afvragen wat ‘écht?’ is van wat hij deelt. De rauwe waarheid van Johnny’s gevoelens zit in dit album voornamelijk verscholen in subtekst, en als Johnny besluit om rechtdoorzee te zijn met zijn woorden en stemgebruik, vertroebelt hij de boodschap met effecten; “Ik doe alles fout, I know… Ik speel de skies blauw, maar het blijft grauw”.

Wauw. 

Na deze channeling van rauwe doch vervormde emoties drukt Johnny abrupt de televisie uit. Het blijft even stil.

Johnny lijkt zich weer te moeten herpakken in ‘Net niks’. Dit doet hij op zijn Sjonnie’s via een opgepompte  pop-rock-instrumental. Haaks op de stuwende onderlaag dansen zijn lichtvoetige vocalen. Apathisch in woorden en stem vertelt hij:

“Ik zou nooit gaan roken, maar ik rook mij een ongeluk. Hoe ben ik hier gekomen dan? Het voelt haast per ongeluk.”

Het lijkt op een gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef, maar de beste man gaf een minuut geleden nog aan dat hij alles fout doet…? Ah ja, de unreliable narrator! Hier begint op te vallen dat het stemgebruik van Johnny een goede indicatie is van zijn intenties en gemoedstoestand – wederom één van de storytelling tools waarmee hij extra dimensie geeft aan de betekenis van wat hij vertelt.

Het enige moment waarop Sjonnie zijn schild van onverschilligheid laat zakken, en de cognitieve dissonantie ruimte maakt voor een helder moment, is dan ook wanneer de nood hoog is. Of moet ik zeggen; wanneer de noot hoog is, want wanneer de intonatie verandert, wordt de intentie ineens een stuk duidelijker: “Ik kan jou niet de schuld geven, dus dat doe ik niet meer.”

Johnny is owning up to his mistakes. Nou, sort of (we zijn nog niet bij ‘Acceptance’), want na deze korte breakdown, pakt de beat zichzelf en Sjonnie weer op. Een echte conclusie bereiken we niet: “Er was bijna iets aan de hand, maar het was weer net niks.”

Hierop volgt ‘Uno’. De meest Spinvissie track van het album. Maar waar Erik de Jong zich vaker distantieert van een hoofdrol in zijn eigen liedjes, distantieert Johnny zich van een hoofdrol in de problemen van zijn geliefde.

“Take a chill pill want je wil veel. Baby ik weet het, ik doe mijn best. Baby ik meen het, ik doe het echt. Maar ik kan er niks aan doen.”

Hij bezingt haar trauma en hoe het geprojecteerd wordt op hem. De wanhoop is in zijn stem en in de tekst te horen. Het is bijna alsof je het innerlijke kind van Johnny hoort praten; een kind dat gestraft wordt. Een verhaal van trauma versus trauma.

Ook deze track eindigt met een zeer kwetsbare Johnny. Wederom zijn Johnny’s ware gevoelens verstopt in een ruis van vervorming: “Jij noemt mij voorwaardelijk, na alles wat ik heb gedaan voor je.”

In de volgende track opent Johnny met de vragen: Ben je wel oké? Ben ik wel oké?”, wat in mijn oren – na het horen van de voorgaande tracks – heel dubbel klinkt. Is het een oprechte vraag; hoe gaat het eigenlijk met hem en haar te midden van deze storm? Of is het een snarky comment; in de zin van, ben jij niet goed snik of ben ik niet goed snik, want waarom zou een weldenkend mens zichzelf dit aandoen. 

Wanneer het couplet begint valt er meteen iets op: het volume van Johnny’s stem is opvallend laag. En dit is noemenswaardig omdat je hoort dat de vocal performance niet laag in volume is, maar het in de mix naar de achterkant is gebracht. Johnny durft op dit punt alleen van een afstandje vanuit zijn hart te spreken (lees: roepen). “Contempleer het hartje naast je naam in mijn cellphone”, benadrukt voor mij dat alles wat hij tegen zijn geliefde zegt, in haar afwezigheid is.

Johnny is pijnlijk eerlijk over zijn escapistische gedrag en steekt zijn hand in eigen boezem, terwijl hij in zijn andere hand zijn telefoon vasthoudt. “Mijn hart die typt een zin, mijn hand delete ‘m weer” zingt hij, als zijn stem weer naar de voorgrond is gekropen. Als eenmaal de tweede helft van de track aanbreekt brengen de geleende akkoorden ons naar andere oorden, terwijl de bassynth als duwt en trekt, als een symbool voor Johnny’s twijfels. De wolken breken open, maar in plaats van dat de zon tevoorschijn komt, komt er meer aan het licht over wat er speelt: haar pijn, die hij niet kan dragen. Haar strijd, die hij niet kan voeren. Want Johnny is “ook maar van vlees gemaakt, zijn mama heeft geen saint gemaakt.” Misschien wordt het tijd dat hij zichzelf in de ogen aankijkt, zijn eigen rol in de ontvouwing van zijn leven en ongenoegen erkent. 

Maar nee, want de (ironically) self-proclaimed “Nuchterste man op aarde” wandelt met zijn dress shoes zijn eigen strijdtoneel op. Heel la-la-langzaam, maar wederom, met de sprezzatura die we onderhand van Johnny gewend zijn.

“La la la, la la la, ik ben de nuchterste man op aarde”

Enter ‘Moody’

De track trapt af met een audiofragment uit The Truman Show, namelijk het haperende bericht op de radio die de barstende illusie waar Truman Burbank in leeft, eindelijk volledig uiteen doet springen. Johnny krijgt in deze track te maken met een soortgelijke egocentrische meltdown. Overpeinzingen over destructieve escapades met “figuranten”, die enkel lijken te dienen voor Johnny’s character development in zijn eigen Truman Show. Of juist zijn character development compleet in de weg staan. 

“Wat is feit? Wat is schijn? …Ben je hier wel écht? Ben je niet een extra?”

Wat ik zo sterk vind aan deze track, is dat Johnny zichzelf wegzet als een kortzichtige, egomanische man, terwijl hij een perversie bezingt die helemaal niet zeldzaam is in deze tijd en wereld. Hij betwist de constructieve waarde van ‘toxic masculine’ noties over wat een echte man (tru-man?) behelst. Hij vervolgt zichzelf alsof hij zowel de aanklager als verweerder in zijn court case is, en doet dat out in the open. Doet me denken aan Johnny Depp. De berouwvolle breakdown is wat mij betreft het hoogtepunt. Met een nederige stem hinkelt de boeteling tussen lofzang en objectificatie van de vagina. Vroeger durfden mensen dit alleen in de biecht te doen. En zo klinkt dit gedeelte ook. Alsof je naast Johnny, of Sjonnie, in de biecht zit. Héél gedurfd. Héél écht. 

Het is stil nadat de track aan zijn einde is gekomen. SIDE A is uitgedraaid, dus we keren de plaat om. 

SIDE B begint met de track ‘Doen alsof’

Super catchy. Misschien wel de meest poppy track op het album, en in de context van het album een briljante schakel in de ketting. Als luisteraar wordt je in eerste instantie op het verkeerde been gezet; Johnny is op oorlogspad, maar wie staat er in zijn line of fire? Is het zijn geliefde, die onderhand niet meer zijn geliefde lijkt te zijn? Of is het hijzelf? Is het Sjonnie?

Ik werp tussendoor een blik op de cover art van de plaat terwijl het tweede couplet aanbreekt. De unhinged razernij en de self-inflicted lethargie die ik daarop terug zie, hoor ik precies nu terugkomen. Het is dus toch Johnny vs. Sjonnie, of zoals hij het zelf zegt: “Wie ben je nu vs. wie de fok ben je meant to be?”.

Na een stevig geproduceerde track, volgt ‘Wil je bellen?’. Een lo-fi-ish confession, waarop Jonathan de nylon snaren op een gitaar aanslaat alsof hij hout staat te hakken.

Maar het werkt fantastisch. Want in een rauwe opname als deze hoor ik – zoals ik hem hierboven al noemde – Jonathan. Jonathan die je huiskamer binnenloopt met een gitaarzoekende blik, en als hij hem eenmaal gevonden heeft, bewijst dat hij ook zonder de productionele foefjes en gelaagde bars, een uitstekende vocalist is. Heartfelt, rauw doch beheerst. Een kant van hem, waar hij nog veel harten en oren mee gaat veroveren in de toekomst. Hij geeft eerlijk, en dit keer met minder bewerking toe dat hij bang is, waarvoor hij bang is, en wekt daarmee de vraag: waarom hij bang is.

Wellicht mijn favoriete track op het album; ‘Licht’ breekt aan, en schijnt op een greep van momenten die als antwoord mogen dienen. Johnny graaft dieper dan tevoren. Dieper dan de projectie van hemzelf op zijn geliefde. Dieper dan zijn escapistische Sjonnie gedrag. En nee, ik zie geen conclusie onder die lagen, het is eerder alsof daar fragmenten van zijn leven zijn begraven. Herinneringen die hem hebben gevormd tot Johnny zoals we die hebben leren kennen tot nu toe.

Maar zodra de track afloopt, maakt het innerlijke kind ruimte voor de man. De man die na het ondergaan van een staring contest met zijn spiegelbeeld (de voorgaande, introspectieve tracks), zijn blik weer werpt op zijn geliefde. Maar nu klinkt hij rationeel en maakt verwijt ruimte voor ‘Acceptance’. De bars en de delivery van Johnny zijn ijzersterk en vastberaden, alsof hij eindelijk klaarheid ervaart in de oncontroleerbare chaos van het leven, het liefhebben en het loslaten.

“Meet me in the middle of nergens” Johnny reikt zijn hand uit, hij lijkt klaar voor de weg terug. Gaat hij naar zijn geliefde? Of naar de liefde voor zichzelf? Of de liefde zelf?

Editor’s note: Het rare geluidje in het begin van de track zijn krekels afkomstig uit de serie Neon Genesis Evangelion. Aanrader.

‘Volvo’ komt dan ook deels verwacht deels onverwacht aanrijden. De eerste single van het album, die meer dan een jaar voor de release van ‘écht?’ het digitale daglicht zag. Toentertijd ervoer ik het als een zonnige, romantische indie film van 4 minuten en 27 seconden. Maar in de context van de sequencing van het album, smaakt de song meer bitter dan zoet. Wat ik eerder ervoer als twee geliefden (met één visie) op een getaway, klinkt nu meer als een stiekeme wens, die ondergaat met de zon.

De artiest schildert met woorden een idyllische setting, en komt met het voorstel zijn droomauto te kopen om daarin met zijn tweeën op avontuur te gaan. Terwijl hij in de vorige track bekende dat hij “nog steeds best wel broke” is.

Ik, iemand die zijn Volkswagen Fox (zeker niet mijn droomauto) voornamelijk gebruikt om naar werk te rijden, voel hier de tragiek wel van. Relaties worden beïnvloed door ons individuele stressvolle bestaan, en de wens om hiervan weg te rijden en samen eindeloos in het nergens te mogen bestaan is een zo goed als onbereikbare utopie. Maar goed, we hebben het niet over mij en hoe de sloopkogel van kapitalisme door ons bestaan heen slingert.

Als de belofte van ‘Volvo’ met een (klassieke) fade-out uit mijn speakers vertrekt, komt de drug-fuelled secret BONUS TRACK ‘Corleone’ op. Wat een wazig pareltje. Deze is online niet te vinden en enkel fysiek verkrijgbaar voor de liefhebbers. Koop de plaat en laat je verrassen.

Met de track ‘Is ‘t al?’ sluit Johnny de plaat op prachtige wijze af. Niet met een eind goed, al goed, maar met een actieve continuatie van het leven. We zijn terug bij af in de zin van dat we eindigen in de vakantie omgeving waar we ook in begonnen, maar dezelfde taferelen voelen nu een stukje anders. De sentimentele nostalgie lijkt meer op een hoop voor de toekomst, er hangt een acceptatie van wat is geweest en wat nog komen gaat in de lucht. 

Er is het besef dat om écht vooruit te rijden, verder te komen, je je toch zult moeten wagen aan het onbekende. Ook als dat niet alleen maar zon, middagdutjes, Volvo’s en vallende sterren blijkt te zijn. Het zal geheid ook regenen, maar je kunt ook met een lichte miezer op het strand bij Schagen je schoenen uittrekken en het zand tussen je tenen voelen. 

Om écht met iemand te zijn zul je toch ook écht moeten laten zien wie je bent. En juist daar creëer je betekenisvolle connectie, met je medemens, met jezelf, met het moment, en met de wereld om je heen. Waag je je aan de wereld? Waag je je aan het donker? Waag je je aan het onbekende? Waag je je aan het water?

“Spring je in het diepe?”

———————–———————–———————–

Geschreven door Christopher Jordan Withagen

Redactie door Jonathan Bergsma

Magazine vormgeving door Djoeke Graswinckel

Album vormgeving door Cas Klaver

Album Fotografie door Radboud de Bruin

———————–———————–———————–

“Jongens wacht even!”

Nog iets over de deteriorated jeugdgeluiden?

Noot van de redactie: Door de hele track heen klinken fragmenten uit Johnny’s jeugd, daadwerkelijke snippets van een oude videoband die door de tijd is vergaan en nauwelijks verstaanbare kinderkreten van Johnny en zijn broers bevat. Dit verbindt ook weer het einde van het album aan het begin.

0
    Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop